De GGZ-instellingen In de Bres en Terwille oriënteren zich op mogelijkheden om informele zorg te integreren in hun hulpverleningsaanbod. Het christelijke geloof is voor beide organisaties de basis van waaruit ze hulp verlenen. Samenwerking met kerken ligt voor de hand. Kerken zijn immers van oudsher sterke informele netwerken. Maar daarmee is de samenwerking nog niet geregeld.
In de Bres en Terwille besloten hun oriëntatie grondig aan te pakken en eerst onderzoek te doen. Ze wilden weten welke factoren de samenwerking tussen formele en informele zorg bevorderen dan wel belemmeren. In overleg met beide instellingen voerde Transmissie een kwalitatief onderzoek uit door middel van semi-gestructureerde interviews. Het onderzoek richtte zich op de factoren kennis, gelegenheid tot ontmoeting en motivatie om te helpen of samen te werken in het belang van de cliënt of het gemeentelid.
Pijnpunten samenwerking
Het onderzoek wees uit dat zorgorganisaties en kerkelijke gemeenten te weinig op de hoogte zijn van elkaars aanbod. Beide functioneren ze als eilandjes, elk met een eigen werkwijze. Men komt elkaar vrijwel niet tegen, wat mede het gevolg is van het systeem van de hulpverlening. In verband met de privacy kan een zorgorganisatie niet zomaar het informele netwerk van een cliënt raadplegen.
Ook zijn hulpverleners gefocust op eigen regie van cliënten. Dit heeft als gevolg dat ze van hun cliënten verwachten dat ze zelf contact opnemen met hun kerkelijke gemeente, maar dat is lang niet altijd het geval. Een andere drempel is het feit dat kerkelijke vrijwilligers vaak niet of nauwelijks op de hoogte zijn van ziektebeelden en behandelmethoden. Deze factoren bemoeilijken de onderlinge samenwerking.